tend
Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
tend
- neigen, de neiging hebben, vaak doen
- «He tends to go to the pub after work.»
- Na het werk gaat hij vaak naar de kroeg.
- ~ to: zorgen, verzorgen
- «She tends to the garden.»
- Zij verzorgt de tuin.