synoptici
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sy·nop·ti·ci
Woordherkomst en -opbouw
- van Latijn synoptici, omdat hun evangeliën tot een gecombineerde visie, een "synopsis", kunnen worden herleid
Zelfstandig naamwoord
de synoptici mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord synopticus
- alleen meervoud (religie) (christelijk) benaming voor de evangelisten Mattheus, Marcus en Lucas
- Vanaf het einde van de 18e eeuw noemt men de eerste drie evangelisten vanwege de grote overeenstemming in hun teksten "synoptici" (synopsis is een overzicht van de parallellen) ter onderscheiding van het anders opgezette vierde evangelie. [1]
Gangbaarheid
- Het woord synoptici staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "synoptici" herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Goosen, L.Van Andreas tot Zacheüs. Thema's uit het Nieuwe Testament en de apocriefe literatuur in religie en kunsten. 2e druk (1997) SUN, Nijmegen; ISBN 906168353X; p. 53; geraadpleegd 2019-06-17
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 4 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Betekenis alleen in meervoud in het Nederlands
- Religie in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 68 %
- Prevalentie Vlaanderen 79 %