sultan

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sul·tan
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘oosterse vorst’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1325 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord sultan sultans
verkleinwoord sultannetje sultannetjes

Zelfstandig naamwoord

sultan m

  1. (adel) een hoge rang binnen de moslimadel (een kalief staat nog hoger op de ladder) en komt overeen met prins, koning of keizer, al wordt de titel gewoonlijk niet vertaald.
    • In zijn kraton Kaspuhan geeft de jonge sultan Natadiningrat een rondleiding door de rijk ingerichte en gestoffeerde koninklijke zalen. [2] 


Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen