stuurmanschap

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stuur·man·schap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stuurmanschap
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het stuurmanschapo

  1. het stuurman zijn; de kennis en de kunde van een stuurman
  2. (figuurlijk) het zich kunnen aanpassen aan veranderende omstandigheden
     "De stormachtige condities buiten doen zich ook bij ons steeds sterker voelen", zegt Berdowski. "Condities die van ons een andere koers en stuurmanschap vergen."[2]
     Volgens de laatste peilingen hoeft premier Mariano Rajoy niet meer te vrezen dat zijn PP als gevolg van schandalen en de kolossale werkloosheid (bijna 24 procent) wordt weggevaagd. De snel groeiende economie en Rajoy’s kalme stuurmanschap lijken de PP voor de ondergang te behoeden.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 september 2022 Weblink bron “Boskalis gaat banen schrappen” (Woensdag 9 maart 2016), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 17 september 2022 Weblink bron “Regioverkiezing versnippert politiek Spanje” (22 mei 2015), Reformatorisch Dagblad