studieles

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stu·die·les
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord studieles studielessen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de studielesv / m

  1. les waar je studievaardigheden leert en waar gesproken kan worden over factoren die de studie belemmeren
    • Te veel leerlingen lukt het niet goed om aan die eisen te voldoen, omdat ze nooit hebben geleerd hoe ze moeten leren. Zij beschouwen leren als iets magisch: je kunt het of je kunt het niet. Dat is slecht voor die leerlingen en lastig voor hun ouders die hen vaak tevergeefs proberen te helpen. Het is ook onhandig voor middelbare scholen, die dat tekort niet met een studieles in de week kunnen compenseren. Maatschappelijk gezien is het bovendien kapitaalvernietiging, want veel kinderen kunnen meer dan nu wordt gedacht.[1] 
    • Hij zegt: ,,In het begin praatten we er heel veel over in de klas. Nu alleen nog in de studieles, één keer per week. Wim: ,,We moesten een keer ons gevoel opschrijven. Dat viel niet mee. Ja eh... somber eh... en leeg. Machteloos.[2] 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Volkskrant Eva Rensman en Hajo Schoppen zijn beiden ouder tekstschrijver en auteur van De Huiswerkhulp. Hogere cijfers sneller klaar (Scriptum 2015). 22 mei 2015
  2. NRC Jannetje Koelewijn 20 juni 2001
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be