Naar inhoud springen

stonk

Uit WikiWoordenboek
Versie door MarcoSwart (overleg | bijdragen) op 8 mei 2017 om 21:20 (top: prevalentie-informatie met AWB)
  • stonk
vervoeging van
stinken

stonk

  1. enkelvoud verleden tijd van stinken
    • Ik stonk. 
    • Jij stonk. 
    • Hij, zij, het stonk. 
92 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be