stiefzoon
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stief·zoon
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘zoon uit eerder huwelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- afgeleid van zoon met het voorvoegsel stief-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stiefzoon | stiefzonen, stiefzoons |
verkleinwoord | stiefzoontje | stiefzoontjes |
Zelfstandig naamwoord
stiefzoon m
- mannelijk kind uit een eerder huwelijk van de echtgenoot
- Zijn stiefzoon hield net zoveel van tennis als zijn beide dochters.
Hyperoniemen
Gangbaarheid
- Het woord stiefzoon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "stiefzoon" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Voorvoegsel stief- in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %