stelpen
Uiterlijk
- stel·pen
- In de betekenis van ‘doen ophouden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
stelpen |
stelpte |
gestelpt |
zwak -t | volledig |
stelpen
- overgankelijk de vloei, gewoonlijk van bloed, tot staan brengen
- Op het nieuws werd vervolgens duidelijk, dat de zwaarbloedende taxichauffeur het overleefde doordat een buurtbewoner hem in z'n huis haalde en de hevige bloeding stelpte totdat de hulpdiensten kwamen. Daarmee redde hij de taxichauffeur het leven.[2]
- Het woord stelpen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stelpen" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "stelpen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ ook eens een keer goed nieuws 2005
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 96 %
- Prevalentie Vlaanderen 95 %