statistic

Uit WikiWoordenboek

Engels

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
statistic statistics

Zelfstandig naamwoord

statistic

  1. statistiek, getalsmatig gegeven uit een onderzoek
  2. (figuurlijk) (pejoratief) statistiek, cijfer (mensen of persoonlijke zaken teruggebracht tot een getal)
stellend vergrotend overtreffend
statistic more statistic most statistic

Bijvoeglijk naamwoord

Synoniemen
vervoeging
onbepaalde wijs to  statistic 
he/she/it  statistics 
verleden tijd  statisticked 
voltooid
deelwoord
 statisticked 
onvoltooid
deelwoord
 statisticking 
gebiedende wijs  statistic 

Werkwoord

statistic

  1. overgankelijk statistisch verwerken
  2. onovergankelijk statistiek gebruiken

Gangbaarheid

100 % van de Amerikanen;
100 % van de Britten.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 30 september 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 18 februari 2020 “Measures of word prevalence for 61,800 English words” op ugent.be