starend
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sta·rend
Werkwoord
vervoeging van: | staren |
verbogen vorm: | starende |
starend
stellend | |
---|---|
onverbogen | starend |
verbogen | starende |
partitief | starends |
Bijvoeglijk naamwoord
starend
- langdurig naar één punt kijkend
- Hij had een starende blik nadat hij gehoord had dat hij weer gezakt was voor zijn rijexamen.
- Starende naar de horizon wacht de vissersvrouw op de terugkomst van haar man.
- ▸ Daar zat ik dan, starend naar de vissen die hopelijk mijn avondeten zouden vormen.[1]
Gangbaarheid
- Het woord starend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers