spuiterij
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- spui·te·rij
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van spuiten met het achtervoegsel -erij[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spuiterij | spuiterijen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de spuiterij v
- bedrijf waarbij men voorwerpen van verf voorziet door te spuiten met een verfnevel
- „Wij vervaardigen veel zelf in onze eigen werkplaats. Ons team bestaat uit vakmensen die het ambacht beheersen. Fineren doen we bijvoorbeeld deels zelf en we hebben een eigen spuiterij”, vertelt Henk Donkersteeg, een van de twee eigenaren. „Uiteraard maken we niet alles van hout; bij diverse projecten krijgen we te maken met glas, staalwerk en natuursteen.” [2]
- Een groot deel van de oppositie wil dat Defensie de man vervangt die intern de onderzoeken in goede banen moet leiden, omdat hij in de jaren 90 op vliegbasis Twenthe verantwoordelijk was voor de spuiterij waar chroomhoudende verf werd gebruikt. [3]
Gangbaarheid
- Het woord spuiterij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spuiterij" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad 30-03-2018 Van Manen meesterlijke interieurs biedt maatwerk
- ↑ Tubantia 12-11-14 Vergoeding voor ernstig zieken defensieverf
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be