spring vooruit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- spring voor·uit
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vooruitspringen |
spring (...) vooruit
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooruitspringen
- Ik spring vooruit.
- gebiedende wijs van vooruitspringen
- Spring vooruit!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooruitspringen
- Spring je vooruit?