Naar inhoud springen

sprankel

Uit WikiWoordenboek
Versie door MarcoSwart (overleg | bijdragen) op 26 apr 2017 om 15:55 (→‎top: prevalentie-informatie met AWB)
  • spran·kel
vervoeging van
sprankelen

sprankel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sprankelen
    • Ik sprankel. 
  2. gebiedende wijs van sprankelen
    • Sprankel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sprankelen
    • Sprankel je? 
95 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be