sprankelen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van sprankelen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		sprankelen			te sprankelen
	toekomend		zullen sprankelen			te zullen sprankelen
voltooid	tegenwoordig		hebben gesprankeld			te hebben gesprankeld
	toekomend		gesprankeld zullen hebben			gesprankeld te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	sprankelend		gesprankeld			ev. sprankel	mv. verouderd sprankelt	sprankele
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	sprankel	sprankelt	sprankelt	sprankelt	sprankelt	sprankelen	sprankelen	sprankelen
verleden (o.v.t.)	sprankelde	sprankelde	sprankelde	sprankelde	sprankelde	sprankelden	sprankelden	sprankelden
toekomend (o.t.t.t.)	zal sprankelen	zult/zal sprankelen	zult/zal sprankelen	zult sprankelen	zal sprankelen	zullen sprankelen	zullen sprankelen	zullen sprankelen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou sprankelen	zou sprankelen	zou(dt) sprankelen	zoudt sprankelen	zou sprankelen	zouden sprankelen	zouden sprankelen	zouden sprankelen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gesprankeld	hebt gesprankeld	hebt/heeft gesprankeld	hebt gesprankeld	heeft gesprankeld	hebben gesprankeld	hebben gesprankeld	hebben gesprankeld
verleden (v.v.t.)	had gesprankeld	had gesprankeld	had gesprankeld	hadt gesprankeld	had gesprankeld	hadden gesprankeld	hadden gesprankeld	hadden gesprankeld
toekomend (v.t.t.t.)	zal gesprankeld hebben	zal/zult gesprankeld hebben	zult/zal gesprankeld hebben	zult gesprankeld hebben	zal gesprankeld hebben	zullen gesprankeld hebben	zullen gesprankeld hebben	zullen gesprankeld hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gesprankeld hebben	zou gesprankeld hebben	zou/zoudt gesprankeld hebben	zoudt gesprankeld hebben	zou gesprankeld hebben	zouden gesprankeld hebben	zouden gesprankeld hebben	zouden gesprankeld hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gesprankeld worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt gesprankeld				er is gesprankeld
verleden	er werd gesprankeld				er was gesprankeld
toekomend	er zal gesprankeld worden				er zal gesprankeld zijn
voorwaardelijk	er zou gesprankeld worden				er zou gesprankeld zijn