spoorloos

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spoor·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen spoorloos
verbogen spoorloze
partitief spoorloos

Bijvoeglijk naamwoord

spoorloos

  1. verdwenen zonder aanwijzing van waarnaartoe
    • De dader was spoorloos. 
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be