spijker vast
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- spij·ker vast
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vastspijkeren |
spijker vast
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastspijkeren
- Ik spijker vast.
- gebiedende wijs van vastspijkeren
- Spijker vast!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastspijkeren
- Spijker je vast?
Gangbaarheid
- Het woord spijker vast staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.