speelgoedbranche

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • speel·goed·bran·che
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord speelgoedbranche speelgoedbranches
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de speelgoedbranchev / m

  1. de bedrijfstak van speelgoedproducenten en speelgoedhandelaars
     De speelgoedbranche loopt niet voorop wat betreft duurzaamheid. De Chinese Legoconcurrent BanBao wil daar verandering in brengen. Het bedrijf gaat als eerste deze zomer duurzame bouwsteentjes op de markt brengen. Dat is veel eerder dan marktleider Lego, die dat pas in 2030 doet. En die steentjes komen niet uit China, maar uit het Nederlandse Ter Aar.[1]
     Officiële cijfers over het marktaandeel van Blokker in de speelgoedbranche zijn er niet, maar retailkenners schatten het op ver boven de 50 procent. Behalve de 'echte' speelgoedwinkels verkopen ook de Blokker-huishoudwinkels, Marskramer en Big Bazar speelgoed.[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 13 december 2023 Weblink bron
    Merel Stikkelorum
    “Chinese blokjesfabrikant schiet Lego voorbij in duurzaam speelgoed” (Zaterdag 11 februari 2017, 09:48), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 13 december 2023 Weblink bron
    Jeroen Schutijser
    “Binnen twee maanden is ook Bart Smit verleden tijd” (Dinsdag 7 februari 2017, 06:05), NOS