spaart op

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spaart op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opsparen

spaart (...) op

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opsparen
    • Jij spaart op. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opsparen
    • Hij spaart op. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van opsparen
    • Spaart op! 

Gangbaarheid