sourcing

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sour·cing
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels
enkelvoud meervoud
naamwoord sourcing
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de sourcingv / m

  1. (financieel) het leveren van kapitaal om zo een bepaalde activiteit te bekostigen, het financieren
     Aanvankelijk kostte het hem 'klauwen' met geld. 'We moesten een nieuw product in de markt zetten. In de eerste jaren was het vooral investeren, marketeren, geen winst maken. Ik geloofde in het project. Het was de toekomst, daarom deed ik geen concessies. Het bleek uiteindelijk een aantrekkelijke nichemarkt. Anky werd het gezicht van de lijn. We hebben dat allemaal zelf gedaan, van de eerste 'sourcing' tot in de winkel.'[1]
  2. (bedrijfskunde) het selecteren van toeleveranciers
     Typerend in deze zaak is volgens kantonrechter Kuipers een filmpje dat in het dossier zat waarin een voormalig directeur Sourcing & Sustainability bij PostNL tijdens een presentatie uitlegt dat ‘65% van de kosten in de factor arbeid zit’, waarbij hij onder andere opmerkt dat ‘de ballast’ die een cao met zich meebrengt, bij contracting geen meer rol speelt.[2]
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 4 oktober 2021 Weblink bron “Topondernemer Sjef Janssen is nu vooral vader” (25-12-2012), Tubantia
  2. Bronlink geraadpleegd op 4 oktober 2021 Weblink bron
    Gerben Kuitert
    “Rechter: PostNL en In Person gebruikten ‘schijnconstructie’ pakketsorteerders” (07-05-2019), Tubantia