soupeerde op

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sou·peer·de op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opsouperen

soupeerde op

  1. enkelvoud verleden tijd van opsouperen
    • Ik soupeerde op. 
    • Jij soupeerde op. 
    • Hij, zij, het soupeerde op. 


Gangbaarheid