snufje
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- snuf·je
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘nieuwigheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1561 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ||
verkleinwoord | snufje | snufjes |
Zelfstandig naamwoord
snufje o dim. tant.
- een speciale, nieuwe, handige, onderscheidende eigenschap die een product heeft
- Deze nieuwe smartphone heeft weer allerlei snufjes die hem beter zou maken dan alle vorige smartphones.
- kleine hoeveelheid
- Voeg een snufje zout toe en roer alles goed door elkaar.
Zelfstandig naamwoord
snufje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord snuf
Gangbaarheid
- Het woord snufje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "snufje" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |