snoerloos
Uiterlijk
- snoer·loos
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | snoerloos | snoerlozer | snoerloost |
verbogen | snoerloze | snoerlozere | snoerlooste |
partitief | snoerloos | snoerlozers | - |
snoerloos
- zonder snoer
- Een snoerloze strijkzijzer zal er niet snel komen.
- Een snoerloze boormachine is erg handig als je buiten moet klussen.
- Het woord snoerloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.