snoepje

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snoep·je
enkelvoud meervoud
naamwoord snoep -
verkleinwoord snoepje snoepjes

Zelfstandig naamwoord

snoepje o dim. tant.

  1. een stuk snoepgoed
    • Als je braaf bent, krijg je een snoepje. 

Zelfstandig naamwoord

snoepje o

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord snoep

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be