snelt weg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snelt weg
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
wegsnellen

snelt (...) weg

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegsnellen
    • Jij snelt weg. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegsnellen
    • Hij snelt weg. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van wegsnellen
    • Snelt weg! 

Gangbaarheid