snelt aan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snelt aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aansnellen

snelt (...) aan

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aansnellen
    • Jij snelt aan. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aansnellen
    • Hij snelt aan. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aansnellen
    • Snelt aan! 

Gangbaarheid