smoutachtig
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: smoutachtig (hulp, bestand)
Woordafbreking
- smout·ach·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | smoutachtig | smoutachtiger | smoutachtigst |
verbogen | smoutachtige | smoutachtigere | smoutachtigste |
partitief | smoutachtigs | smoutachtigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
smoutachtig [1]
- zo vet als reuzel
- Smout, o. gmv. reuzel; uitgebrand vet; vettigheid; (drukk.) klein drukwerk (als brieven, lijsten enz.). *-ACHTIG, bn. (-er, -st), vettig, als reuzel. *-EN, bw. gel. (ik smoutte, heb gesmout), met smout of reuzel inwrijven, besmeren. *-ERIG, *-IG, bn. smoutachtig. *-HEID, v. gmv. *-MOLEN, m. (oudt.) oliemolen. *-PEER, v. (...eren), boterpeer. *-WERK, o. (drukk.) klein drukwerk. [2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord smoutachtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "smoutachtig" herkend door:
28 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ (1864)–I.M. Calisch, N.S. Calisch Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be