Naar inhoud springen

smaken

Uit WikiWoordenboek
  • sma·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
smaken
smaakte
gesmaakt
zwak -t volledig

smaken

  1. een smaak hebben
    • Deze rode wijn smaakt voortreffelijk bij vleesgerechten. 
  2. naar meer ~: zo goed bevallen, dat je er meer van wilt
    • Die spanning, die hectiek. Dat smaakte naar meer! 

de smakenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord smaak
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be