smaakmaker
Uiterlijk
- Geluid: smaakmaker (hulp, bestand)
- smaak·ma·ker
- In de betekenis van ‘product dat of persoon die smaak aan iets geeft, ook figuurlijk’ voor het eerst aangetroffen in 1974 [1]
- samenstelling van smaak en maker [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | smaakmaker | smaakmakers |
verkleinwoord | smaakmakertje | smaakmakertjes |
de smaakmaker m
- merendeels gesynthetiseerde stoffen, of een andere toevoegingen aan voedsel die de natuurlijke smaak van het eten versterken
- Suiker, peper en zout zijn belangrijke smaakstoffen.
- (figuurlijk) iemand die zorgt dat iets extra aantrekkelijk is
- Ben Feringa is een smaakmaker voor de scheikunde in Nederland.
- Schrijvers, kunstenaars, wetenschappers, journalisten en andere smaakmakers: velen werden destijds door de veiligheidsdienst in de gaten gehouden vanwege hun linkse sympathieën. [3]
- Het woord smaakmaker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "smaakmaker" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "smaakmaker" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ smaakmaker op website: Etymologiebank.nl
- ↑ www.parool.nl (17 feb 2024)
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be