slurp

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slurp

Werkwoord

vervoeging van
slurpen

slurp

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slurpen
    • Ik slurp. 
  2. gebiedende wijs van slurpen
    • Slurp! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slurpen
    • Slurp je? 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Afrikaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • slurp

Zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
naamwoord slurp slurpe

slurp

  1. (zoötomie) slurf

Werkwoord

stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
slurp
geslurp
volledig

slurp onovergankelijk

  1. slurpen
Afgeleide begrippen