sizzle
Uiterlijk
- siz·zle
- Mogelijk afgeleid van siss ww met het achtervoegsel -le, dat een frequentatief aangeeft
enkelvoud | meervoud |
---|---|
sizzle | sizzles |
sizzle
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to sizzle |
he/she/it | sizzles |
verleden tijd | sizzled |
voltooid deelwoord |
sizzled |
onvoltooid deelwoord |
sizzling |
gebiedende wijs | sizzle |
sizzle
- onovergankelijk een knetterend of sissend geluid maken
- onovergankelijk, (informeel) heel kwaad zijn