sitebezoeker
Uiterlijk
- site·be·zoe·ker
- samenstelling van site zn en bezoeker zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sitebezoeker | sitebezoekers |
verkleinwoord |
de sitebezoeker m
- iemand die een pagina van het World Wide Web bekijkt
- ▸ „Hoewel de 28 sites van dagbladen een verschillend karakter hebben, ziet het publiek er opvallend eenduidig uit. Allereerst blijkt de sitebezoeker iets vaker man dan vrouw te zijn. Dat geldt voor alle sites. Ook typerend voor de groep dagbladsites blijkt de hoge welstand van de bezoekers.”[1]
- ▸ Met 'tracking cookie' bedoelen we cookies die worden geplaatst vanaf domeinnamen waarvan bekend is dat de domeinen worden gebruikt voor het volgen van het surfgedrag van sitebezoekers. Daaronder vallen ook cookies die pas na het eerste bezoek worden gebruikt voor tracking.[2]
- Het woord sitebezoeker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Veel animo voor sites dagbladen” (17-08-2007), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron “Deze websites schenden ongevraagd je privacy” (01-03-2019), NOS