singularis
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: singularis (hulp, bestand)
Woordafbreking
- sin·gu·la·ris
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘enkelvoud’ voor het eerst aangetroffen in 1584 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | singularis | singularissen singularia |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- taalkundige term voor het enkelvoud
- Broek is singularis broeken is pluralis.
Gangbaarheid
- Het woord singularis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "singularis" herkend door:
59 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.