simplist
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sim·plist
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | simplist | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
simplist
- iemand die simplistisch redeneert, die de zaken simplistisch voorstelt, beschouwt, aanpakt
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'simplist' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.