shard

Engels

Uitspraak

• Geluid:  shard (VS)    (hulp, bestand)
• IPA: /ʃɑɹd/

Woordherkomst en -opbouw

• via Middelengels shard / scherd / scheard / schord van Angelsaksisch sċeard; cognaat met Nederlands  schaarde zn 

enkelvoud	meervoud
shard	shards

Zelfstandig naamwoord

shard

1. scherf

vervoeging
onbepaalde wijs	to  shard
he/she/it	shards
verleden tijd	sharded
voltooid deelwoord	sharded
onvoltooid deelwoord	sharding
gebiedende wijs	shard

Werkwoord

shard

1. onovergankelijk in scherven uit elkaar vallen of spatten
2. overgankelijk in scherven uit elkaar laten spatten