serveert af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ser·veert af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afserveren

serveert af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afserveren
    • Jij serveert af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afserveren
    • Hij serveert af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afserveren
    • Serveert af! 


Gangbaarheid