sennhut

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

sennhut
Uitspraak
Woordafbreking
  • senn·hut
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Zwitsers [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord sennhut sennhutten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de sennhutv / m

  1. eenvoudige Zwitserse woning met een boter- en kaasmakerij
    • Een Sennhut is eigenlijk een kuddehut, waaraan een zoogenaamde Sennerij, dat is, een boter- en kaasmakerij, verbonden is; een hoogst eenvoudige woning van hout opgeslagen, die toch altijd weder het geheel zwitsersch karakter niet verlochent, dat is, een woning, die eene galerij, ter halver hoogte rondom het gebouwtje loopende, bezit, en gedekt is door het met steenblokken voorziene overstekende houten dak. [2] 
    • Ik ben volstrekt niet ongevoelig voor de comfort in onze moderne karavanserails, integendeel; maar in het hooggebergte logeer ik gaarne in een huis van balken met houten vloeren en beschotten van dennenplanken, desnoods in een Sennhut, en op Capri ben ik het liefst in den Albergo Pagano. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

6 % van de Nederlanders;
7 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. sennhut op website: Etymologiebank.nl
  2. P. van der Burg (1872)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen Indrukken en opmerkingen gedurende eene reis door Zwitserland.
  3. (1907)–Lodewijk Mulder Capri
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be