sektariër

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sek·ta·ri·ër
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sektariër sektariërs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de sektariërm

  1. aanhanger van een sekte
     De reactie van kardinaal Eijk zal ongetwijfeld zijn, dat de zondagsplicht boven al deze motieven uit moet gaan. Dit klopt inderdaad en de grote heiligen zijn er in hun leven in geslaagd door veroordeling en minachting van anderen heen en in volle eenzaamheid trouw vast te houden aan de kerk. Maar wie bereid is alleen de grote heiligen over te houden, is een sektariër, die de barmhartigheid van Jezus jegens de scharen mist.[2]
     Dat je geen democratische partij hoeft te zijn om toch interne problematiek te hebben bewijzen de sektariërs van de PVV.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

64 % van de Nederlanders;
54 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “Priester Wissink: 'Kardinaal Eijk verwoest bisdom'” (17-01-2015), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron
    Edwin van Sas
    “Vijf redenen waarom saaie partijpolitiek helemaal niet saai is” (08/04/2014), HP de Tijd
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be