schorst
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- schorst
Werkwoord
vervoeging van |
---|
schorsen |
schorst
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schorsen
- Jij schorst.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schorsen
- Hij schorst.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van schorsen
- Schorst!
Bijvoeglijk naamwoord
schorst
- onverbogen vorm van de overtreffende trap van schor