schilderde af
Uiterlijk
- schil·der·de af
- uit schilderde (werkwoord) en af, hiertussen kunnen nog andere woorden staan
vervoeging van |
---|
afschilderen |
schilderde af
- enkelvoud verleden tijd van afschilderen
- Ik schilderde af.
- Jij schilderde af.
- Hij, zij, het schilderde af.
- Ik schilderde af.
- Het woord schilderde af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.