schaapachtig
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- schaap·ach·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | schaapachtig | schaapachtiger | schaapachtigst |
verbogen | schaapachtige | schaapachtigere | schaapachtigste |
partitief | schaapachtigs | schaapachtigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
schaapachtig
- letterlijk: op een schaap gelijkend
- Deze diersoort is eerder schaapachtig dan geitachtig te noemen.
- overdrachtelijk op naïeve wijze verrast, niet-begrijpend
- Er kwam alleen een wat schaapachtige reactie uit de overrompelde man.
- Touringcars zijn in Amsterdam een bron van irritatie: logge obstakels in het smalle stratenplan van de stad, vies voor de lucht en als ze eenmaal stilstaan, staat er niet zelden een schaapachtig kijkende kudde toeristen inclusief koffers op trottoir of fietspad. [1]
Bijwoord
schaapachtig
- op naïeve wijze
- "Is dat echt waar?" vroeg hij schaapachtig.
Gangbaarheid
- Het woord schaapachtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "schaapachtig" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ www.volkskrant.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be