sabbert af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sab·bert af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afsabberen

sabbert (...) af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afsabberen
    • Jij sabbert af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afsabberen
    • Hij sabbert af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afsabberen
    • Sabbert af! 

Gangbaarheid