ruchtbaar
Uiterlijk
- rucht·baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ruchtbaar | ruchtbaarder | ruchtbaarst |
verbogen | ruchtbare | ruchtbaardere | ruchtbaarste |
partitief | ruchtbaars | ruchtbaarders | - |
ruchtbaar [2]
- openbaar, algemeen bekend, (van hetgeen te voren slechts aan weinigen bekend was). Alleen in verbinding met de werkwoorden zijn, worden en maken
- Het woord ruchtbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ruchtbaar" herkend door:
67 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ ruchtbaar op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be