ronk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: ronk (hulp, bestand)
- IPA: / rɔŋk / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /rɔŋk/
- (Vlaanderen, Brabant): /rɔŋk/
- (Limburg): /rɔŋk/
Woordafbreking
- ronk
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ronken |
ronk
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ronken
- Ik ronk.
- gebiedende wijs van ronken
- Ronk!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ronken
- Ronk je?
Estisch
Zelfstandig naamwoord
ronk
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woorden in het Estisch
- Zelfstandig naamwoord in het Estisch
- Zangvogels in het Estisch
- Vogels in het Estisch