rijdende
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rij·den·de
Bijvoeglijk naamwoord
rijdende
- verbogen vorm van de stellende trap van rijdend
Werkwoord
vervoeging van: | rijden |
rijdende
- verbogen vorm van rijdend, het onvoltooid deelwoord van rijden
rijdende
vervoeging van: | rijden |
verbogen vorm: | rijdendee |
rijdende