rijd paard

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rijd paard
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
paardrijden

rijd paard

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van paardrijden
    • Ik rijd paard. 
  2. gebiedende wijs van paardrijden
    • Rijd paard! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van paardrijden
    • Rijd je paard? 


Gangbaarheid