rekte tijd

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rek·te tijd
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
tijdrekken

rekte tijd

  1. enkelvoud verleden tijd van tijdrekken
    • Ik rekte tijd. 
    • Jij rekte tijd. 
    • Hij, zij, het rekte tijd. 


Gangbaarheid