rekent voor

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·kent voor
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
voorrekenen

rekent (...) voor

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorrekenen
    • Jij rekent voor. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorrekenen
    • Hij rekent voor. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van voorrekenen
    • Rekent voor! 

Gangbaarheid