raspt af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • raspt af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afraspen

raspt (...) af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afraspen
    • Jij raspt af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afraspen
    • Hij raspt af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afraspen
    • Raspt af! 

Gangbaarheid