propte samen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • prop·te sa·men
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
samenproppen

propte samen

  1. enkelvoud verleden tijd van samenproppen
    • Ik propte samen. 
    • Jij propte samen. 
    • Hij, zij, het propte samen. 


Gangbaarheid