producet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·ducet
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
producen

producet

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van producen
    • Jij producet. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van producen
    • Hij producet. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van producen
    • Producet!